Niet duur, niet eenvormig, niet spartaans
Door Bernard Hulsman
Een eigen huis bouwen is voor veel Nederlanders een droom. Het vorige kabinet, Paars II, wilde deze droom bevorderen. Zo bepaalde staatssecretaris van volkshuisvesting Remkes dat een derde van de nog te bouwen Vinex-wijken moet bestaan uit vrije kavels waarop de eigenaren naar eigen inzicht hun huis kunnen bouwen. In de Architectuurnota van 2000 werd het `particulier opdrachtgeverschap' een van de tien `Grote Projecten'. Naast vanzelfsprekende Grote Projecten als de verbouwing van het Rijksmuseum en de Hollandse Waterlinie wilde de Rijksoverheid het zelf laten bouwen van een door een architect ontworpen huis stimuleren. Remkes maatregel en de Architectuurnota waren het antwoord van de overheid op het Wilde Wonen, de roep van architect Carel Weeber en anderen om minder staatsinvloed en meer vrijheid van de bewoners in de woningbouw. Wat het nieuwe kabinet met het Wilde Wonen wil, is niet duidelijk. Gezien het gedachtengoed van Pim Fortuyn, die vond dat Nederland vol was maar wel veel ruimte om te bouwen zag, bijvoorbeeld in Het Groene Hart, zal het particulier opdrachtgeverschap verder worden gestimuleerd.
Voor de strenge aanhangers van het Wilde Wonen is een door de overheid gestimuleerd particulier opdrachtgeverschap natuurlijk een onzinnig Groot Project en een contadictio in terminis. Maar wie wel eens door Friesland en Groningen rijdt en daar de randen van de dorpen ziet, moet vaststellen dat dit Grote Project toch niet helemaal onzin is. De Nederlandse droomhuizen op de felbegeerde krappe vrije kavels blijken niet te leiden tot de door Wilde Woners gewenste bonte diversiteit, maar juist tot een verbijsterende eenvormigheid. De bijna onveranderlijk lichtgekleurde huizen van twee etages met rode of zwarte puntdaken vormen armzaliger ensembles dan welke Vinex-wijk dan ook.
De meeste van de huizen op de vrije kavels zijn catalogushuizen. Blijkbaar gaan de eigenaren van vrije kavels het `avontuur' met een architect uit de weg en gaan ze in zee met een van de vele bouwbedrijven die snel, goedkoop en betrouwbaar huizen leveren die uit een aantal geprefabriceerde elementen zijn opgebouwd. Een van de redenen hiervoor is vaak dat de kavels vaak al zó duur zijn dat er niet veel geld overblijft voor de bouw van het huis. De kaveleigenaren kunnen zich eenvoudigweg geen rare, dure architectenfratsen permitteren en kiezen voor de ijzeren zekerheid van de catalogushuizenbouwer.
Dat het werken met een architect niet hoeft te leiden tot ingewikkelde, de kosten opjagende fratsen, blijkt uit een nieuwe villa in Hattem. Hier heeft architect Art Nieuwpoort in een boomrijke omgeving een villa ontworpen die zo knap is uitgekiend dat de bouwmethode ervan vrij eenvoudig zou om te zetten zijn tot een prachtig systeem voor catalogushuizen. Het onderstuk van de villa, die op een oplopend, op een dijk gelijkend stuk grond is gebouwd, bestaat uit een doodeenvoudige betonnen bak van 18 bij 18 meter. In deze bak bevindt zich de garage, een knutselruimte en een complete kleine woning voor gasten. Bovenop de bak is het gedeelte voor de permanente bewoners gekomen. Die is opgebouwd uit vier houten spanten die op een afstand van 4,5 meter evenwijdig aan elkaar zijn geplaatst – het hele huis is gebaseerd op een stramien van 4,5 meter. Aan de vier spanten zijn het platte dak en de glazen gevels bevestigd.
Nieuwpoort toonde zich al eerder in een bedrijfsgebouw in Delft een meester van het oprechte minimalisme. Is de soberheid van gebouwen die voor `minimalistisch' doorgaan, vaak juist een kwestie van dure, complexe vormgeving die leidingen en dergelijke moeten verbergen, de villa in Hattem is, net als het Delftse bedrijfsgebouw, werkelijk gemaakt met minimale middelen. En ook dit keer heeft dit niet geleid tot spartaanse, kale interieurs die alleen geschikt zijn om, uiteraard ontdaan van elk menselijk leven, in architectuurtijdschriften te worden gepubliceerd, maar tot buitengewoon prettige en comfortabele ruimtes. Anders dan in het geval van de Amerikaanse Edith Farnsworth, die in de jaren vijftig de geestelijk vader van het minimalisme, Ludwig Mies van der Rohe, een huis liet bouwen en vervolgens een proces tegen hem begon omdat haar beroemde huis onbewoonbaar bleek, is de villa in Hattem een aangenaam woonhuis geworden. De natuurstenen vloer en de binnenwanden van warm bruin betonplex – alweer zo'n eenvoudig, banaal materiaal – zorgen binnen voor een warme sfeer. Bij goed weer kan de woonkamer worden uitgebreid naar het terras door het openschuiven van de schuifdeuren in de glazen gevel.
Ook de plattegrond van het huis is heel eenvoudig. Voor Nieuwpoort en zijn opdrachtgevers betekent het feit dat we in een complexe en onzekere tijd leven niet dat hun woning ook heel ingewikkeld moet zijn. Vanuit de ruime hal achter de buitendeur kan men naar de woonkamer, een werkkamer of een smalle gang gaan die op zijn beurt weer toegang biedt aan de slaapkamers, de keuken en een trap naar de benedenwoning. Zo is de villa in Hattem tot in elk detail doordrongen van een weldadige, nobele eenvoud. De villa zou door de rijksoverheid moeten worden uitgeroepen tot voorbeeldhuis van het Grote Project `particulier opdrachtgeverschap.'
Gebouw: villa in Hattem. Ontwerp: Art Nieuwpoort (XX Architecten). Opdrachtgevers: een anoniem echtpaar. Ontwerp 2000-2001. Oplevering: eind 2001.
Villa in Hattem (Foto John Lewis Marchall)